Waarschijnlijk sluit het niveau van de moeilijkere toets beter aan bij het niveau van de leerling. Hierdoor kan de leerling op de makkelijkere toets niet goed laten zien wat hij kan. De leerling heeft dan als het ware het ‘plafond’ van de toets bereikt. Daarnaast kan de leerling in verwarring worden gebracht doordat de toets start met makkelijke vragen. Zo kan een leerling hierbij erg ver gaan nadenken omdat hij niet gelooft dat deze vragen zo makkelijk zijn. Ook kan de leerling een gedemotiveerde houding krijgen omdat de toets zo makkelijk start. Een leerling presteert optimaal op een toets wanneer de toets de leerling uitdaagt en motiveert. Een te makkelijke en/of te moeilijke toets heeft in de meeste gevallen een negatief effect op het resultaat.
Was dit artikel nuttig?
Artikelen in deze sectie
- Bij het analyseren kom ik inhoudelijke verschillen tegen tussen versie 1 en versie 2, hoe kan dat?
- Bij een leerling staat ‘geen resultaat’. Wat betekent dit?
- Een leerling heeft minimaal gescoord. Moet ik terugtoetsen?
- Een leerling heeft maximaal gescoord. Moet ik doortoetsen?
- Hoe lees ik de leergroeimeter in het leerlingprofiel?
- Bij het tabblad leergroei en in de dwarsdoorsnede zie ik niets staan. Hoe komt dit?
- Een leerling haalt op een ‘makkelijkere’ toets (<1F-1F-2F) een hogere ontwikkelscore dan op een ‘moeilijkere’ toets (1F-2F). Hoe kan dit?
- Een leerling haalt op een ‘makkelijkere’ toets (<1F-1F-2F) een lagere ontwikkelscore dan op een ‘moeilijkere’ toets (1F-2F). Hoe kan dit?
- Wanneer scoort mijn groep voldoende?
- Hoeveel leergroei mag ik verwachten van een leerling tussen twee toetsmomenten?