Bij de papieren IEP Doorstroomtoets heeft een leerling die een speciale versie maakt enkele andere opgaven dan de rest van de leerlingen. Hoe zit dat?

Scholen kunnen kiezen uit zes verschillende doorstroomtoetsen. Om ervoor te zorgen dat alle 
doorstroomtoetsen qua niveau onderling voldoende vergelijkbaar zijn, is door het Ministerie van OCW 
besloten dat alle doorstroomtoetsen vanaf 2018 een set van ankeropgaven bevatten. Alle 
doorstroomtoetsen bevatten hierdoor een aantal dezelfde (anker)opgaven.

Bij de IEP Doorstroomtoets hebben we ervoor gekozen om de ankeropgaven te verspreiden tussen de 
IEP opgaven, ze vallen daardoor niet op ten opzichte van de andere opgaven. Daarnaast willen we 
leerlingen niet belasten met extra opgaven, daarom bevat iedere toets een beperkt aantal 
ankeropgaven. Om wél alle ankeropgaven te kunnen laten maken, hebben we een aantal 
verschillende toetsversies met verschillende ankerblokjes. Het kan voorkomen dat het ene ankerblokje meer vragen bevat dan een ander ankerblokje, bijvoorbeeld doordat er meer vragen horen bij de ankertekst. We proberen de lengte van de toetsen waar mogelijk gelijk te houden.

Ieder toetsboekje bevat dezelfde vaste set opgaven. Daarnaast bevatten beide toetsboekjes een aantal ankeropgaven en/of een aantal opgaven waarmee Bureau ICE de kwaliteit van de IEP Doorstroomtoets bewaakt. Dit zijn ongeveer 17 opgaven verdeeld over de twee toetsboekjes. Deze opgaven tellen ook mee voor het eindresultaat van de leerling.

Alle leerlingen van een school maken dezelfde versie. Er is een vaste versie beschikbaar voor leerlingen waarvoor een speciale versie (bijvoorbeeld vergrote versie of audio-ondersteuning) aangevraagd is. Dit is altijd versie 1. Het kan zijn dat deze versie afwijkt van de versie die de andere leerlingen in de klas hebben. De afwijking betreft alleen de anker opgaven.